70 jaar na dé ramp: hoe Urker vissers duizenden levens redden in Zeeland 

URK • Ma 30 januari 2023 | 6:07 • Maandag 30 januari 2023 | 6:07

Als je een wandeling maakt langs de havens van Urk, loop je er vermoedelijk zomaar voorbij. Naast één van de oude scheepswerven ligt een scheepje van de historische bottervloot: de UK-141 'Jacob'. Zo op het oog ziet deze botter met zwarte romp, rood schilderwerk en grijze stuurhut er niet heel bijzonder uit.

Maar zeventig jaar geleden speelde dit schip, met schipper Hessel Snoek, een van de hoofdrollen in de nasleep van de grootste natuurramp in de recente Nederlandse geschiedenis. We nemen je in dit uitgebreide verhaal mee naar eind januari 1953.

Wil je liever de tv-reportage zien? Dat kan hieronder.

Een levensgevaarlijke storm ontwikkelt zich
Op vrijdag 30 januari 1953 ontwikkelt zich in de buurt van IJsland een stormdepressie. Binnen een dag trekt deze over Schotland de Noordzee op. Er ontstaat een voor Nederland levensgevaarlijke situatie. Want naast de wind die soms met orkaankracht loeit, is vooral de hoge waterstand een groot risico. De storm stuwt het water in zuidoostelijke richting naar Nederland.

Als het dan tegelijkertijd ook nog vloed wordt en er een springtij staat, krijgt het zuidwesten van het land te maken met niet eerder vertoonde waterstanden. De veelal verouderde dijken krijgen het zwaar te verduren, op meer dan honderdvijftig plaatsen té zwaar.

Schouwen-Duiveland staat onder water

Nationaal Archief
In de nacht van zaterdag 31 januari op zondag 1 februari 1953 gaat het mis. De situatie is onhoudbaar. De dijken breken door en honderdduizenden Zeeuwen, Brabanders en Zuid-Hollanders worden in hun slaap verrast. Hun lijdensweg is dan net begonnen, maar het zal soms nog dagen duren voor de volledige ernst van de ramp bekend wordt. Een groep Urker vissers blijkt daarvoor uiteindelijk de doorslag te geven.

Op Urk wordt angstvallig naar de radio geluisterd
Ook op het voormalige eiland Urk stormt het. Maar sinds de komst van de Afsluitdijk is het water van het IJsselmeer flink getemd ten opzichte van de Zuiderzeejaren. Een echt gevaar vormt deze winterstorm dus niet voor het dorp Urk, maar anders is het voor de Urker Noordzeevloot. Hoewel er in het weekend van de storm geen Urker visser op zee vaart, lopen hun schepen wel gevaar. Die liggen namelijk in de haven van het Zeeuwse Breskens.

In de wintermaanden vissen de Urkers gewoonlijk op de Noordzee naar haring. De meeste vissers vissen de hele week en hebben hun botter op zaterdag in de haven aangemeerd. Ze zijn naar Urk teruggegaan om hun gezin te zien en om er op zondag de kerk te bezoeken. Wel houden ze de situatie in Zeeland via de radio angstvallig in de gaten. Een klein groepje Urkers is wel in Breskens achtergebleven. Want met de storm in aantocht, houden die vissers liever persoonlijk een oogje in het zeil. Ze krijgen al snel te maken met de ramp die uiteindelijk meer dan 1800 levens zal eisen.

Hartverscheurende noodoproepen
Een van de Urkers die wel in Zeeland bleef, was Louw Hoefnagel van de UK-41 'Sumus-Umbra'. Hij hoort zaterdagavond op de scheepsradio dat het op de Noordzee al mis is. Schepen komen door de hoge golven en de orkaanwinden in grote problemen. Veel mensen zitten aan de radio gekluisterd, als de kapitein van een zinkend schip live contact heeft met Radio Scheveningen. Op zee vallen dan ook de eerste slachtoffers van de storm. Meer dan tien schepen vergaan met man en muis, waaronder een Britse veerboot (135 doden) en drie Nederlandse schepen (33 doden).

"Als er mensen in nood zijn, dan varen wij uit."

— Louw Hoefnagel, visser

Hoefnagel hoort na de scheepsoproepen op zondagochtend ook plotseling een noodoproep 'van land'. Het is radiotechnicus Ferdinand Bakker in Hellevoetsluis. Hij ziet hoe het ook in Zuid-Holland compleet misgaat en hij neemt een radicaal besluit: er moet iets gedaan worden. Bakker gaat de ether in via een zender op het in Hellevoetsluis aangemeerde jacht May-Be. Via Radio Scheveningen krijgt hij een kanaal voor noodoproepen. Hij vraagt schepen die meeluisteren om in actie te komen. Al gauw klinkt een antwoord van schipper Louw Hoefnagel uit Urk: "Als er mensen in nood zijn, dan varen wij uit."

Terwijl de Urker visser in Breskens de motor van zijn botter start, gaat radiotechnicus Bakker verder met het uitzenden van noodoproepen. Hij krijgt ontelbare hartverscheurende signalen binnen, van mensen die op daken en op bulten hooi in het water drijven en proberen te overleven. Berichten waar de landelijke autoriteiten geen weet van hebben. Reguliere telefoon- en telexverbindingen zijn namelijk verbroken. Ferdinand Bakker wordt het doorgeefluik van de noodkreten, zijn boodschap is klip en klaar: "Er is zich een ramp over Nederland aan het voltrekken. Op dit moment vechten duizenden mensen voor hun leven."

Met een stempel van de burgemeester naar Zeeland
De Urker vissers die een dag eerder wel uit Breskens naar Urk zijn teruggereden, zitten op zondagochtend met een knoop in de maag in de kerk. Zondagochtend heeft het nieuws over de hoge waterstanden in Zeeland hen al bereikt. Hoe hoog het water door de storm is opgestuwd doet de vissers vrezen voor hun schepen. Na de kerkdienst vangen de Urkers via de noodgolf het gesprek op tussen Ferdinand Bakker en hun collega Louw Hoefnagel. Ze horen hoe Hoefnagel in actie komt en ze besluiten dat ze – zondag of niet – zelf ook terug moeten naar Breskens, maar hoe?

Hessel Snoek van de UK-141 'Jacob' neemt het voortouw. Hij besluit samen met vier collega's naar burgemeester Keijzer te gaan. Die schrijft op verzoek van Snoek een briefje waarin hij alle medewerking van de Nederlandse en Belgische grensautoriteiten vraagt voor deze vijf schippers. Met een stempel van de burgemeester op zak springen ze in een taxi.

Ze gaan via België op weg naar Breskens. Na contact met Snoek vertrekken later die zondag twee bussen met nog eens tientallen Urker vissers. Ook zij gaan de lange en onzekere weg naar Zeeuws-Vlaanderen afleggen om bij hun botters in Breskens te komen.

Zijn de botters nog heel?
Na omzwervingen via Brussel – bij Antwerpen zijn wegen onbegaanbaar door het water – komen de Urker vissers na een halve dag reizen aan in Breskens. Daar zien ze meteen de gevolgen van het hoogwater. Meerdere Noordzeebotters zijn door het water opgetild en op de havenkade geworpen. Onder meer de UK-169 van schipper Jan de Boer ligt op het land. "Nu kan ik de onderkant weer eens goed in de teer zetten", is de nuchtere reactie van de Urker. Maar op wat materiële schade na is de Noordzeevloot van de Urkers goed door de storm gekomen. Ze kunnen dus in actie komen.

De UK-169 op het droge

Mijnzuiderzee.nl
Het noodnet
De UK-41 van Louw Hoefnagel heeft dan al de verraderlijke overtocht over de woeste Westerschelde gemaakt. Hij is in Vlissingen aangekomen om te kijken wat er gedaan kan worden en om inlichtingen te verzamelen. In de nacht van zondag op maandag volgen de UK-141 met Hessel Snoek en nog eens veertien andere Urker botters. Snoek en Hoefnagel schudden elkaars hand in Vlissingen.

Beide mannen weten dat er een zware taak te wachten staat. Allereerst omdat de Urkers niet bekend zijn met de binnenwateren van Zeeland, ze varen normaal gesproken natuurlijk alleen op de Noordzee. Daarnaast is veel van de omgeving onherkenbaar door de hoge waterstand en is het water gevaarlijk door de tientallen dijkdoorbraken eromheen. De Urkers hebben dus een Zeeuwse loods nodig, maar bijna niemand durft het aan. Uiteindelijk zet de bottervloot – met loods aan boord – koers richting het kanaal door Zuid-Beveland.

De schippers willen vanaf daar uitwaaieren om zo een noodnet rond de zwaarst getroffen Zeeuwse eilanden uit te zetten. Eén botter blijft achter bij Hansweert om daar als eerste schakel in het net te fungeren. De rest vaart door, over de Oosterschelde, naar Zierikzee. Op de Oosterschelde wordt de ernst van de situatie opnieuw duidelijk voor de Urkers als ze verschillende lijken en kadavers van dieren tegenkomen.

De UK-61 voor een doorgebroken dijk

Nationaal Archief
Ze varen dan ook richting het eiland dat het meest te verduren heeft gehad tijdens de storm: Schouwen-Duiveland. Op een duingebied en de binnenstad van Zierikzee na staat dit complete eiland onder water. Vooral tijdens een tweede vloedgolf op zondagmiddag stierven op Schouwen-Duiveland meer dan vijfhonderd mensen. Het was compleet van de buitenwereld afgesloten en daardoor was lang onbekend hoeveel slachtoffers hier te betreuren waren.

De meeste botters komen uiteindelijk in een ring rond Schouwen-Duiveland te liggen, met als centraal aanstuurpunt de UK-141 'Jacob' die bij Zierikzee aanmeert. Schipper Hessel Snoek krijgt gezelschap van een marineofficier, die samen met hem de coördinatie verzorgt.

Hessel Snoek en de marineofficier

Het innige contact met de marine leverde Snoek uiteindelijk ook de bijnaam 'Admiraal van de Urker vloot' op. Met name met de gepensioneerde marineofficier Christiaan van Waning, die ook spontaan zijn hulp kwam aanbieden, kon Snoek lezen en schrijven.

"Ik moet zeggen dat ik voor de Urkers de grootste bewondering kreeg."

— Ferdinand Bakker, radiotechnicus

Ook het contact met de eerdergenoemde radiotechnicus Ferdinand Bakker blijft standhouden. De boodschappen van de Urkers komen namelijk niet allemaal door tot aan Radio Scheveningen. Bakker in Hellevoetsluis geeft alles dus weer verder door. Hij doet drie dagen achter elkaar tot hij van oververmoeidheid niet meer verder kan. Bakker roemde jaren na de ramp de discipline van de Urker schippers: "Het noodverkeer in de ether kwam goed op gang en ik moet zeggen dat ik voor de Urkers de grootste bewondering kreeg. Het ging heel officieel en zeer gedisciplineerd. Als er een ramp gaande is, is er behoefte aan doeltreffende seiners en dat waren de Urkers. Ik zat op het jacht, hoog en droog, maar zij moesten onder de meest onmogelijke omstandigheden hun reddingswerk verrichten."

De schakels van het Urker noodnet

Dramatische reddingsacties
Wat werd er dan zoal doorgeseind vanaf de botters? Omdat de zestien Urker botters verspreid waren rond de Zeeuwse eilanden ontvingen zij uit alle hoeken noodkreten. Vaak kwamen de burgemeesters van getroffen dorpen met specifieke hulpverzoeken naar de schippers toe. Zo kreeg Louw Hoefnagel een briefje van de burgemeester van Oosterland.

De noodkreet uit Oosterland

Te lezen valt: "Toestand Oosterland hopeloos. Gevreesd moet worden enorm aantal slachtoffers. Amfhibi vliegtuigen enige hoop. Tracht iets te redden. Doe alle moeite die daarheen te dirigeren." Andere burgemeesters vroegen verder om medicijnen, kleding, zaklantaarns en artsen.

"Mijn hart brak van de ellende die je daar allemaal zag."

— Louwe de Boer, visser

De Urkers zagen zelf ook hartverscheurende taferelen. Schipper Louwe de Boer vertelde jaren na de ramp over zijn ervaringen: "Het was goed raak in en rond Zierikzee. We wisten natuurlijk niet wat daar allemaal gepasseerd was. Maar we seinden alles door naar de hulpinstanties. Bijvoorbeeld dat er mensen op een ondergelopen boerderij zaten. Het was een verschrikkelijke aanblik. We keken wat rond en hielpen de slachtoffers. Ik zag een jongen lopen met het lijk van een meisje. Mijn hart brak van de ellende die je daar allemaal zag."

Terwijl de Urker schippers bij hun zenders bleven om alle informatie door te sturen, gingen hun 'knechts' met kleine roeiboten Schouwen-Duiveland op om mensen van daken en uit bomen te redden. Ook zij maakten van alles mee.

Militairen vervoeren klein Urker bootje

Watersnoodmuseum
Radiotechnicus Bakker beschreef eens hoe Urkers met een roeibootje bij een boerderij kwamen waar de boer en zijn hoogzwangere vrouw op het dak zaten. De man zag de watersnoodramp als een straf van God en weigerde van het dak te komen. De vrouw koos wel eieren voor haar geld, want ze voelde dat de baby kwam. Die kwam vervolgens op het kleine roeibootje ter wereld. Uit nood bonden de Urkers de navelstreng maar met een schoenveter af voordat vrouw en kind overgedragen konden worden aan een dokter.

De zestien botters uit Urk waren bij lange na niet de enige vissersschepen die kwamen helpen. Ook vissers uit Zeeland en uit andere vissersdorpen kwamen zonder enige aarzeling te hulp. Ook de IJsselmeervloot uit Urk kwam op maandag 2 februari via Amsterdam naar Zeeland toe. In de hoofdstad werden deze vissersschepen gefotografeerd. Ze werden daarbij geen strobreed in de weg gelegd, bruggen en sluizen stonden soms uren open om de hulpvloot onbelemmerde doorgang te geven.

IJsselmeerbotters varen door Amsterdam

Nationaal Archief
De IJsselmeervissers voerden in het rampgebied meer ondersteunende taken uit. Zo evacueerden ze slachtoffers verder naar veilige gebieden en ook brachten ze hulpmiddelen naar het getroffen gebied. Deze acties werden nog altijd aangestuurd door het Urker noodnet. Op donderdag werden bijvoorbeeld nog bijna zeshonderd Zeeuwen in anderhalf uur tijd door IJsselmeerbotters opgehaald bij Brouwershaven.

Koninklijke erkenning
Voor de Urker vissers is de niet aflatende inzet bij de watersnoodramp een vanzelfsprekendheid. Sommigen zagen het ook als 'bestiering' van God dat ze hun eigen veiligheid op het spel zetten om anderen te redden. Dat ze daarvoor op zondag moesten reizen en ook een kerkdienst oversloegen, namen ze op de koop toe. Louwe de Boer: "Het was de eerste keer in mijn leven dat ik op zondag reed, maar het was een werk van noodzakelijkheid, een noodsituatie."

Ook Louw Hoefnagel had geen enkele twijfel: "Dat wij de Zeeuwen in 1953 de helpende hand hebben toegestoken, was niet meer dan een staaltje van onze plicht. Kijk, als er mensen in nood zijn, dan varen wij Urkers. Dat was vroeger zo, dat was tijdens de watersnoodramp zo, dat is nu nog zo en dat zal ook wel zo blijven!"

Uiteindelijk redden de Urker vissers meer dan drieduizend mensen van daken, dijken en uit bomen. Bijna tienduizend mensen werden op Urker botters uit het rampgebied geëvacueerd. Al in de eerste week na de ramp bleef hun inzet niet onopgemerkt. Prins Bernhard bezocht op een gegeven moment Zierikzee op het zwaargetroffen Schouwen-Duiveland. Hij sprak daar met Hessel Snoek, die één van de boegbeelden werd van de toegesnelde botter-armada. Die ontmoeting en de woorden die Bernhard sprak bleven Snoek altijd bij. "Mede namens mijn vrouw (Koningin Juliana, red.) wil ik jullie hartelijk bedanken voor al het werk dat jullie hier doen." Voor Snoek was deze waardering voldoende, later weigerde hij pertinent alle vormen van eerbetoon.

Prins Bernhard ontmoet Hessel Snoek

Het Urker noodnet bleef uiteindelijk twee weken in stand. Ondersteund door marinepersoneel werd er onafgebroken gecommuniceerd over reddingswerk en over de eerste pogingen om de doorgebroken dijken te dichten. Hessel Snoek en enkele andere vissers kregen tussendoor nog wel de gelegenheid om de Biddag op Urk te kunnen houden. Zij kregen daarvoor een speciale militaire escorte. Vanuit het rampgebied werden zij met een mijnenveger naar een veilige plek gebracht, waarna ze met een voertuig van defensie naar Urk werden gereden. Na de Biddag keerden ze weer terug naar Zeeland. Daar kregen ze uiteindelijk op 16 februari te horen dat hun eervolle werk klaar was. Vanaf dat moment namen de autoriteiten het volledig over.

'Uitmuntend hulpbetoon'
Het afscheid ging gepaard met een groot blijk van waardering vanuit de marine: "De goede verwachting welke het KNMI in De Bilt heeft, aangaande de weersomstandigheden in de komende 24 uur, maken het mij mogelijk het risico te aanvaarden de ring van communicatieschepen in de havens van Schouwen-Duiveland op te heffen. U kunt dus de havens verlaten en uw normale werkzaamheden hervatten. Namens de bevolking van dit eiland vooral, dank ik u van ganser harte voor uw uitmuntende hulpbetoon door u in het bijzonder bewezen in de afgelopen veertien dagen. U bent spontaan gekomen toen de storm nog loeide en de dijken van het eiland doorbraken. U hebt met grote persoonlijke risico's in uw kleine boten veel mensenlevens gered. U bent op uw post gebleven toen het eerste gevaar schijnbaar over was, teneinde te dienen als gereedstaande reddingsboot, tevens communicatieschip. U hebt hierdoor het moreel van de bevolking gesteund. God zegene U allen!"

Marine en vissersvloot werken samen

Nationaal Archief
Verantwoording:
Dit artikel is tot stand gekomen op basis van interviews met Jaap Schoof (Watersnoodmuseum), met Riekelt Snoek (kleinzoon van Hessel Snoek) en Jelle Visser (huidige eigenaar UK-141). Ook komt er informatie uit verschillende edities van het 'Urker Volksleven', uit eerdere krantenartikelen en uit de boeken 'Tranen op het Land', 'In het Woedend Golfgeklots' en 'Redders, Bergers, Bouwers'.

Een expositie over de rol van de Urker vissers is vanaf maandag 6 februari te bezichtigen in museum Het Oude Raadhuis op Urk.

WhatsApp ons!
Heb jij een tip of verbetering? Stuur de redactie van Omroep Flevoland een bericht op 0320 28 5050 of stuur een mail: rtv@omroepflevoland.nl!

Deel artikel